maandag 30 september 2019

VERDRAG TOT VASTSTELLING VAN EEN GRONDWET VOOR EUROPA Deel 2

Vertaling: Linda Neutraal Twitter: @Linda_Neutraal


Deel 2 

HET HANDVEST VAN DE GRONDRECHTEN VAN DE UNIE

Inleiding

De volkeren van Europa, die een steeds hechtere Unie tot stand hebben gebracht, zijn vastbesloten een vreedzame toekomst te delen die gebaseerd is op gemeenschappelijke waarden.

De Unie is zich bewust van haar geestelijke en morele erfgoed en is gebaseerd op de ondeelbare, universele waarden van de menselijke waardigheid, vrijheid, gelijkheid en solidariteit; zij is gebaseerd op de beginselen van democratie en rechtsstaat. Het plaatst het individu centraal in zijn activiteiten, door het burgerschap van de Unie tot stand te brengen en door een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid te creëren.

De Unie draagt bij tot het behoud en de ontwikkeling van deze gemeenschappelijke waarden, met inachtneming van de diversiteit van de culturen en tradities van de volkeren van Europa, alsmede van de nationale identiteit van de lidstaten en de organisatie van hun overheden op nationaal, regionaal en lokaal niveau; zij wil een evenwichtige en duurzame ontwikkeling bevorderen en het vrije verkeer van personen, diensten, goederen en kapitaal en de vrijheid van vestiging waarborgen.

Daartoe moet de bescherming van de grondrechten worden versterkt in het licht van de veranderingen in de samenleving, de sociale vooruitgang en de wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen door deze rechten beter zichtbaar te maken in een Handvest.

Dit Handvest bevestigt, met inachtneming van de bevoegdheden en taken van de Unie en het subsidiariteitsbeginsel, de rechten die daaruit voortvloeien, met name uit de constitutionele tradities en internationale verplichtingen die de lidstaten gemeen hebben, het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, de door de Unie en de Raad van Europa aangenomen sociale handvesten en de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie en van het Europees Hof voor de rechten van de mens.
In dit verband zal het Handvest worden geïnterpreteerd door de rechtbanken van de Unie en de lidstaten, met inachtneming van de verklaringen die zijn opgesteld onder het gezag van het presidium van het Verdrag dat het Handvest heeft opgesteld en bijgewerkt onder de verantwoordelijkheid van het presidium van het Europees Verdrag.

Het genieten van deze rechten brengt verantwoordelijkheden en plichten met zich mee met betrekking tot andere personen, de menselijke gemeenschap en de toekomstige generaties

De Unie erkent derhalve de hierna genoemde rechten, vrijheden en beginselen.

Titel I: waardigheid Artikel II-61: menselijke waardigheid

De menselijke waardigheid is onschendbaar. Het moet worden gerespecteerd en beschermd.

Artikel II-62: recht op leven

1. Iedereen heeft recht op leven.

2. Niemand wordt veroordeeld tot de doodstraf of geëxecuteerd. 

Artikel II-63: Recht op de integriteit van de persoon

1. Iedereen heeft het recht op respect voor zijn of haar lichamelijke en geestelijke integriteit.

2. Op het gebied van de geneeskunde en de biologie moet met name rekening worden gehouden met het volgende:

(a) de vrije en geïnformeerde toestemming van de betrokkene, volgens de bij de wet vastgestelde procedures;

(b) het verbod op eugenetische praktijken, met name die welke gericht zijn op de selectie van personen;

(c) het verbod om het menselijk lichaam, en zijn delen als zodanig, als bron voor financieel voordeel te maken;

(d) het verbod op het reproductief klonen van mensen.

Artikel II-64: Verbod op marteling en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing

Niemand mag worden onderworpen aan foltering of aan onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing.

Artikel II 65: Verbod op slavernij en dwangarbeid

1. Niemand zal in slavernij of horigheid worden gehouden.

2. Niemand is verplicht om dwangarbeid of verplichte arbeid uit te voeren.

3. Mensenhandel is verboden.

Titel II: Vrijheden

Artikel II-66: recht op vrijheid en veiligheid

Iedereen heeft recht op vrijheid en veiligheid van de persoon.

Artikel II-67: Respect voor het privé- en gezinsleven

Iedereen heeft recht op respect voor zijn privé- en gezinsleven, huis en communicatie.

Artikel II=68: bescherming van persoonsgegevens

1. Iedereen heeft recht op de bescherming van persoonsgegevens die hem of haar betreffen.

2. Deze gegevens moeten eerlijk worden verwerkt voor bepaalde doeleinden en op basis van de toestemming van de betrokkene of een andere wettelijke grondslag. Iedereen heeft recht op toegang tot gegevens die over hem of haar zijn verzameld, en het recht om deze te herstellen.

3. De naleving van deze regels wordt door een onafhankelijke autoriteit gecontroleerd.

Artikel II-69: Recht om te trouwen en recht op een gezin stichten

Het recht om te trouwen en het recht om een gezin te stichten, wordt gewaarborgd overeenkomstig de nationale wetgeving inzake de uitoefening van deze rechten.

Artikel II-70: Vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst

1. Iedereen heeft recht op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst. Dit recht omvat de vrijheid om van godsdienst of geloof en vrijheid te veranderen, hetzij alleen, hetzij in gemeenschap met anderen en in publiek of in privé, om godsdienst of geloof, in aanbidding, onderwijs, praktijk en naleving te manifesteren.

2. Het recht op gewetensbezwaren wordt erkend overeenkomstig de nationale wetgeving die de uitoefening van dit recht regelt.

Artikel II-71: vrijheid van meningsuiting en informatie

1. Iedereen heeft recht op vrijheid van meningsuiting. Dit recht omvat de vrijheid van meningsuiting en het ontvangen en verstrekken van informatie en ideeën zonder inmenging van de overheid en ongeacht de grenzen.

2. De vrijheid en het pluralisme van de media zullen worden gerespecteerd.

Artikel II-72: Vrijheid van vergadering en vereniging

1. Iedereen heeft recht op vrijheid van vreedzame vergadering en op vrijheid van vereniging op alle niveaus, met name op politiek, vakbond en burgerzaken, wat inhoudt dat iedereen het recht heeft zich te vormen en bij de vakbonden aan te sluiten voor de bescherming van zijn of haar belangen.

2. Politieke partijen op het niveau van de Unie dragen bij tot de uiting van de politieke wil van de burgers van de Unie.

Artikel II-73: Vrijheid van kunst en wetenschappen

Kunst- en wetenschappelijk onderzoek is vrij van beperkingen. Academische vrijheid wordt gerespecteerd

Artikel II-74: recht op onderwijs

1. Iedereen heeft recht op onderwijs en toegang tot beroepsopleiding en voortgezette opleiding

2. Dit recht omvat de mogelijkheid om gratis verplicht onderwijs te ontvangen

3. De vrijheid om onderwijsinstellingen te vinden met inachtneming van de democratische beginselen en het recht van de ouders om de opvoeding en het onderwijs van hun kinderen te waarborgen overeenkomstig hun religieuze, filosofische en pedagogische overtuigingen, wordt gerespecteerd, overeenkomstig de nationale wetten die de uitoefening van deze vrijheid en dit recht regelen.

Artikel II-75: Vrijheid om een beroep te kiezen en het recht om aan het werk te gaan

1. Iedereen heeft het recht om aan het werk te gaan en een vrij gekozen of aanvaard beroep na te streven.

2. Iedere burger van de Unie heeft de vrijheid om werk te zoeken, te werken, het recht van vestiging uit te oefenen en diensten te verlenen in elke lidstaat.

3. Onderdanen van derde landen die op het grondgebied van de lidstaten mogen werken, hebben recht op arbeidsvoorwaarden die gelijkwaardig zijn aan die van burgers van de Unie.

Artikel II-76: vrijheid van ondernemerschap
De vrijheid om zaken te doen in overeenstemming met het recht van de Unie en de nationale wetten en praktijken wordt erkend

Artikel II-77: recht op eigendom

1. Iedereen heeft het recht zijn of haar rechtmatig verworven bezittingen te bezitten, te gebruiken, te vervreemden en te ontheffen. Niemand mag van zijn of haar bezittingen worden beroofd, behalve in het algemeen belang en in de gevallen en onder de voorwaarden van de wet, mits er tijdig een billijke vergoeding voor hun verlies wordt betaald. Het gebruik van goederen kan wettelijk geregeld worden voor zover dit voor het algemeen belang noodzakelijk is.

2. Intellectuele eigendom wordt beschermd.

Artikel II-78: recht op asiel

Het asielrecht wordt gegarandeerd met inachtneming van de regels van het Verdrag van Genève van 28 juli 1951 en het Protocol van 31 januari 1967 betreffende de status van vluchtelingen en overeenkomstig de Grondwet.

Artikel II-79: Bescherming bij verwijdering, uitzetting of uitlevering

1. Collectieve uitzettingen zijn verboden

2. Niemand mag worden verwijderd, uitgezet of uitgeleverd aan een staat waar het gevaar bestaat dat hij of zij wordt onderworpen aan de doodstraf, foltering of andere onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing

Titel III: Gelijkheid

Artikel II-80: gelijkheid voor de wet

Everyone is equal before the law

Artikel II-81: non-discriminatie

1. Elke discriminatie op grond van geslacht, ras, huidskleur, etnische of sociale afkomst, genetische kenmerken, taal, godsdienst of overtuiging, politieke of andere opvattingen, lidmaatschap van een nationale minderheid, eigendom, geboorte, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid is verboden.

2. Binnen het toepassingsgebied van de Grondwet en onverminderd één van haar specifieke bepalingen, is elke discriminatie op grond van nationaliteit verboden.

Artikel II-82: Culturele, religieuze en taalkundige verscheidenheid

De Unie eerbiedigt de culturele, religieuze en taalkundige verscheidenheid

Artikel II-83: gelijkheid van vrouwen en mannen

De gelijkheid van vrouwen en mannen moet op alle gebieden worden gewaarborgd, met inbegrip van werkgelegenheid, werk en loon.

Het gelijkheidsbeginsel belet niet dat maatregelen worden gehandhaafd of vastgesteld die specifieke voordelen opleveren voor het ondervertegenwoordigde geslacht.

Artikel II-84: kinderrechten

1. Kinderen hebben recht op de bescherming en zorg die voor hun welzijn noodzakelijk zijn. Zij kunnen hun mening vrij uiten. Deze standpunten worden in aanmerking genomen over aangelegenheden die hen aangaan, naar gelang van hun leeftijd en rijpheid.

2. Bij alle acties met betrekking tot kinderen, of die nu door overheden of particuliere instellingen worden ondernomen, moeten de belangen van het kind in de eerste plaats in aanmerking worden genomen.

3. Elk kind heeft het recht om regelmatig een persoonlijke relatie en rechtstreeks contact met zijn of haar ouders te onderhouden, tenzij dat in strijd is met zijn of haar belangen.

Artikel II-85: rechten van ouderen

De Unie erkent en respecteert de rechten van ouderen om een waardig en onafhankelijk leven te leiden en deel te nemen aan het sociale en culturele leven.



Artikel II-86: integratie van gehandicapten

De Unie erkent en eerbiedigt het recht van personen met een handicap om te profiteren van maatregelen die erop gericht zijn hun onafhankelijkheid, sociale- en beroepsintegratie en deelname aan het leven van de gemeenschap te waarborgen.

Artikel II-87: Recht van de werknemers op informatie en raadpleging in de onderneming

De werknemers of hun vertegenwoordigers moeten, op het juiste niveau, tijdig worden geïnformeerd en geraadpleegd in de gevallen en onder de voorwaarden die in het recht van de Unie en in de nationale wetten en praktijken zijn vastgelegd.

Artikel II-88: Recht op collectieve onderhandelingen en actie

Werknemers en werkgevers, of hun respectieve organisaties, hebben, overeenkomstig het recht van de Unie en de nationale wetten en procédés, het recht om op het juiste niveau te onderhandelen en collectieve overeenkomsten te sluiten en, in geval van belangenconflicten, collectieve maatregelen te nemen om hun belangen te verdedigen, met inbegrip van stakingsacties.

Artikel II-89: Recht op toegang tot arbeidsbemiddeling

Iedereen heeft het recht op gratis arbeidsbemiddeling.

Artikel II-90: Bescherming bij ongerechtvaardigd ontslag

Iedere werknemer heeft recht op bescherming tegen ongerechtvaardigd ontslag, in overeenstemming met het recht van de Unie en de nationale wetten en procédés.

Artikel II-91: Eerlijke en rechtvaardige arbeidsomstandigheden

1. Iedere werknemer heeft recht op arbeidsomstandigheden die zijn of haar gezondheid, veiligheid en waardigheid respecteren.

2. Iedere werknemer heeft het recht om de maximale arbeidstijd, de dagelijkse en wekelijkse rusttijden en de jaarlijkse periode van betaald verlof te beperken.

Artikel II-92: Verbod op kinderarbeid en bescherming van jongeren op het werk

Het in dienst nemen van kinderen is verboden. De minimumleeftijd voor toelating tot het arbeidsproces mag niet lager zijn dan de minimumleeftijd voor schoolverlating, onverminderd de voor jongeren gunstiger regels, met uitzondering van de beperkte afwijkingen.

Jongeren die tot het werk worden toegelaten, moeten de arbeidsvoorwaarden hebben die geschikt zijn voor hun leeftijd en moeten worden beschermd tegen economische uitbuiting en alle werkzaamheden die hun veiligheid, gezondheid of lichamelijke, geestelijke, morele of sociale ontwikkeling kunnen schaden of hun opleiding kunnen verstoren.

Artikel II-93: gezins- en beroepsleven

1. Het gezin geniet wettelijke, economische en sociale bescherming

2. Om het gezin en het beroepsleven met elkaar te verzoenen, heeft iedereen recht op bescherming tegen ontslag om redenen die verband houden met moederschap en het recht op betaald zwangerschapsverlof en op ouderschapsverlof na de geboorte of adoptie van een kind.

Artikel II-94: Sociale zekerheid en sociale bijstand

1. De Unie erkent en eerbiedigt het recht op sociale uitkeringen en sociale diensten die bescherming bieden in gevallen zoals moederschap, ziekte, arbeidsongevallen, afhankelijkheid of ouderdom, en in geval van verlies van werkgelegenheid, overeenkomstig de regels van het recht van de Unie en de nationale wetten en procédés.

2. Iedereen die legaal in de Europese Unie verblijft en verhuist, heeft recht op sociale uitkeringen en sociale voordelen in overeenstemming met het recht van de Unie en de nationale wetten en procédés.

3. Om sociale uitsluiting en armoede te bestrijden erkent en eerbiedigt de Unie het recht op sociale en huisvestingsbijstand, zodat iedereen die niet over voldoende middelen beschikt, een fatsoenlijk bestaan kan garanderen, overeenkomstig de regels van het recht van de Unie en de nationale wetten en procédés.

Artikel II-95: gezondheidszorg

Iedereen heeft het recht op toegang tot preventieve gezondheidszorg en het recht op medische behandeling onder de voorwaarden die zijn vastgelegd in de nationale wetten en procédés. Een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid wordt gewaarborgd bij de vaststelling en uitvoering van alle beleidsmaatregelen en activiteiten van de Unie.

Artikel II-96: Toegang tot diensten van algemeen economisch belang

De Unie erkent en eerbiedigt de toegang tot diensten van algemeen economisch belang zoals voorzien in de nationale wetten en procédés, overeenkomstig de Grondwet, om de sociale en territoriale samenhang van de Unie te bevorderen.

Artikel II-97: milieubescherming

Een hoog niveau van milieubescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu moeten in het beleid van de Unie worden geïntegreerd en worden gewaarborgd overeenkomstig het beginsel van duurzame ontwikkeling.

Artikel II-98: consumentenbescherming

Het beleid van de Unie draagt zorg voor een hoog niveau van consumentenbescherming

Artikel II-99: Stemrecht en kandidaat-lidstaat bij de verkiezingen voor het Europees Parlement

1. Iedere burger van de Unie heeft het recht te stemmen en zich kandidaat te stellen bij de verkiezingen voor het Europees Parlement in de lidstaat waar hij of zij woont, onder dezelfde voorwaarden als de onderdanen van die lidstaat.

2. De leden van het Europees Parlement worden bij vrije en geheime stemming met rechtstreekse algemene verkiezingen gekozen.

Artikel II-100: Stemrecht en kandidaat voor gemeenteraadsverkiezingen

Iedere burger van de Unie heeft het recht om te stemmen en zich kandidaat te stellen bij gemeenteraadsverkiezingen in de lidstaat waar hij of zij woont onder dezelfde voorwaarden als de onderdanen van die lidstaat.

Artikel II-101: recht op behoorlijk bestuur

1. Iedereen heeft het recht om zijn of haar zaken onpartijdig, eerlijk en binnen een redelijke termijn door de instellingen, organen en agentschappen van de Unie te laten behandelen

2. Dit recht omvat:

(a) het recht van iedere persoon om te worden gehoord, voordat een individuele maatregel wordt genomen die hem of haar nadelig zou beïnvloeden;

(b) het recht van elke persoon om toegang te hebben tot zijn of haar dossier, met inachtneming van de legitieme belangen van vertrouwelijkheid en van het beroeps- en bedrijfsgeheim;

(c) de verplichting van de administratie om redenen voor haar besluiten te geven.

3. Iedereen heeft het recht om de Unie de schade te laten herstellen die haar instellingen of haar personeelsleden bij de uitoefening van hun functie hebben geleden, overeenkomstig de algemene beginselen die de wetgevingen van de lidstaten gemeen hebben.

4. Iedereen kan de instellingen van de Unie schrijven in een van de talen van de Grondwet en moet een antwoord in dezelfde taal hebben

Artikel II-102: recht op inzage van documenten

Iedere burger van de Unie en iedere natuurlijke- of rechtspersoon die in een lidstaat woont of zijn statutaire zetel heeft, heeft recht op toegang tot documenten van de instellingen, organen en agentschappen van de Unie, ongeacht hun medium

Artikel II-103: Europese ombudsman

Iedere burger van de Unie en iedere natuurlijke- of rechtspersoon die in een lidstaat verblijft of zijn statutaire zetel heeft, heeft het recht te verwijzen naar gevallen van wanbeheer bij de werkzaamheden van de instellingen, organen of agentschappen van de Unie, met uitzondering van het Hof van Justitie van de Europese Unie dat optreedt in zijn gerechtelijke functie.

Artikel II-104: petitierecht

Iedere burger van de Unie en iedere natuurlijke of rechtspersoon die in een lidstaat woont of zijn statutaire zetel heeft, heeft het recht om zich tot het Europees Parlement te wenden.

Artikel II-105: Vrij verkeer en verblijf

1. Iedere burger van de Unie heeft het recht vrij te reizen en te verblijven op het grondgebied van de lidstaten

2. Het vrije verkeer en verblijf kunnen, overeenkomstig de Grondwet, worden verleend aan onderdanen van derde landen die legaal op het grondgebied van een lidstaat verblijven.

Artikel II-106: diplomatieke en consulaire bescherming

Iedere burger van de Unie heeft op het grondgebied van een derde land waar de lidstaat waarvan hij of zij onderdaan is, niet vertegenwoordigd is, recht op bescherming door de diplomatieke of consulaire autoriteiten van een lidstaat, onder dezelfde voorwaarden als de onderdanen van die lidstaat.

Titel VI: rechtvaardigheid

Artikel II-107: Recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een eerlijk proces

Iedereen wiens rechten en vrijheden door het recht van de Unie worden geschonden, heeft recht op een doeltreffende rechtsvordering bij een tribunaal overeenkomstig de voorwaarden van dit artikel.

Iedereen heeft recht op een eerlijke en openbare hoorzitting binnen een redelijke termijn door een onafhankelijk en onpartijdig tribunaal dat eerder bij wet is vastgesteld. Iedereen zal de mogelijkheid hebben om te worden geadviseerd, verdedigd en vertegenwoordigd.

Er wordt rechtsbijstand verleend aan degenen die niet over voldoende middelen beschikken, voor zover deze steun noodzakelijk is om een doeltreffende toegang tot de rechter te waarborgen.

Artikel II-108: vooronderstelling van onschuld en recht op verdediging

1. Iedereen die is aangeklaagd, wordt geacht onschuldig te zijn totdat hij volgens de wet schuldig is bevonden

2. De eerbiediging van de rechten van de verdediging van de aangeklaagde personen wordt gewaarborgd

Artikel II-109: Beginselen van wettigheid en evenredigheid van strafbare feiten en straffen

1. Niemand wordt schuldig bevonden aan een strafbaar feit wegens enige handeling of nalatigheid die op het tijdstip waarop het is gepleegd geen strafbaar feit was op grond van het nationale recht of het internationaal recht. Er wordt evenmin een zwaardere straf opgelegd dan die welke van toepassing was op het moment dat het strafbare feit werd gepleegd. Indien de wet na de commissie van een strafbaar feit voorziet in een lichtere straf, is die straf van toepassing

2. Dit artikel doet geen afbreuk aan het proces en de bestraffing van personen voor elke handeling of omissie [verzuim, nalatigheid] die, op het tijdstip waarop zij werd begaan, strafrechtelijk was volgens de algemene beginselen die door de gemeenschap van naties zijn erkend.

3. De ernst van de straffen mag niet onevenredig zijn aan het strafbare feit.

Artikel II-110: Recht om niet tweemaal in strafprocedures voor hetzelfde misdrijf te worden berecht of gestraft

Niemand kan worden berecht of bestraft in een strafprocedure voor een strafbaar feit waarvoor hij of zij in de Unie al definitief is vrijgesproken of veroordeeld overeenkomstig de wet.

Titel VII: Algemene bepalingen betreffende de uitlegging en toepassing van het handvest

Artikel II-111: toepassingsgebied

1. De bepalingen van dit Handvest zijn uitsluitend gericht tot de instellingen, organen en agentschappen van de Unie, met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel en de lidstaten wanneer zij het recht van de Unie ten uitvoer brengen. Zij respecteren derhalve de rechten, houden zich aan de beginselen en bevorderen de toepassing ervan overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden en eerbiedigen de grenzen van de bevoegdheden van de Unie zoals die haar in de andere delen van de Grondwet zijn verleend.


2. Dit Handvest breidt het toepassingsgebied van het recht van de Unie niet uit tot buiten de bevoegdheden van de Unie of brengt geen nieuwe bevoegdheden of taken voor de Unie in het leven, noch wijzigt het de bevoegdheden en taken die in de andere delen van de Grondwet zijn omschreven.

Artikel II-112: Toepassingsgebied en interpretatie van rechten en beginselen

1. Elke beperking van de uitoefening van de rechten en vrijheden die in dit Handvest worden erkend, moet door de wet worden vastgelegd en de essentie van die rechten en vrijheden worden geëerbiedigd. Onder voorbehoud van het evenredigheidsbeginsel mogen beperkingen slechts worden opgelegd indien zij noodzakelijk zijn en daadwerkelijk beantwoorden aan de door de Unie erkende doelstellingen van algemeen belang of aan de noodzaak de rechten en vrijheden van anderen te beschermen.

2. De rechten die door dit Handvest worden erkend en waarvoor in andere delen van de Grondwet is voorzien, worden uitgeoefend onder de voorwaarden en binnen de grenzen die door deze relevante delen worden bepaald.

3. Voor zover dit Handvest rechten bevat die overeenkomen met de rechten die zijn gewaarborgd door het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, zijn de betekenis en de reikwijdte van deze rechten dezelfde als die welke zijn vastgelegd in genoemd Verdrag. Deze bepaling belet niet dat het recht van de Unie een ruimere bescherming biedt.

4. Voor zover dit Handvest grondrechten erkent die voortvloeien uit de constitutionele tradities die de lidstaten gemeen hebben, worden deze rechten in overeenstemming met die tradities geïnterpreteerd.

5. De bepalingen van dit Handvest die beginselen bevatten, kunnen worden uitgevoerd door wetgevende en uitvoerende besluiten die door instellingen, organen en agentschappen van de Unie worden genomen, en door besluiten van de lidstaten bij de tenuitvoerlegging van het recht van de Unie, bij de uitoefening van hun respectieve bevoegdheden. Zij zijn slechts rechtsgeldig bij de interpretatie van deze handelingen en bij de uitspraak over hun rechtmatigheid.

6. Er wordt ten volle rekening gehouden met de nationale wetten en procédés als omschreven in dit Handvest.

7. De verklaringen die zijn opgesteld als leidraad bij de interpretatie van het Handvest van de grondrechten worden door de rechtbanken van de Unie en de lidstaten naar behoren in acht genomen. 

Artikel II-113: beschermingsniveau

Niets in dit Handvest mag worden geïnterpreteerd als een beperking of aantasting van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, zoals erkend, op hun respectieve toepassingsgebieden, door het recht van de Unie en het internationaal recht en door internationale overeenkomsten waarbij de Unie of alle lidstaten partij zijn, met inbegrip van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, en door de grondwetten van de lidstaten.

Artikel II-114: Verbod op misbruik van rechten

Niets in dit Handvest mag worden geïnterpreteerd als het impliceren van enig recht om enige activiteit uit te oefenen of om enige handeling uit te voeren die gericht is op de vernietiging van een van de rechten en vrijheden die in dit Handvest zijn erkend of op de beperking ervan in grotere mate dan hierin is voorzien.


















Geen opmerkingen:

Een reactie posten

  17 oktober 2022 Nou het is me het jaartje wel in huize Neutraal.  Zo heb je 3 gezonde katten en een minder gezond kattenvrouwtje. En...